iTrain Instellen (home)
Alvorens iTrain te kunnen gebruiken moet deze ingesteld worden. Denk hierbij aan bv het IP-adres bij LAN-gebruik of de compoort bij USB gebruik. Daarnaast wordt ook het spoortype c.q. schaal gekozen.
Alles is zo benoemd waarmee gestart is, tijdens de uitvoering kunnen de onderdelen aangepast of verduidelijkt worden (2-1-2015).
Voor meer en diepere informatie verwijs ik naar de handleiding van iTrain. Deze komt mee als U iTrain download op de site van iTrain.
Instellingen.
In instellingen wordt het spoor gekozen, de snelheden ingesteld en nog wat opties voor wissels en treinen.
Bij Schaal wordt het spoor gekozen,
in het geval van de testbaan wordt het spoor G.
Dan kan binnen de schaal nog de spoorbreedte
gekozen worden. Nu heeft het betrekking op de
standaard spoor G, dus hier wordt G gekozen.
Voor allerlei voorkomende situaties kunnen standaard
snelheden ingegeven worden. De waarden die hier op
het scherm staan zijn de default-waarden van iTrain.
Wat wel of niet aangevinkt moet worden heeft betrekking
op persoonlijke wensen en ervaringen. Ten eerste is
gekozen om alleen de wissels in de begintoestand te
zetten als het spoor weer vrijgegeven wordt.
Interface.
Bij interface wordt de Centrale gekozen waarmee
gecommuniceerd moet worden. Voor de Testbaan
wordt gebruik gemaakt van een Lenz centrale met
een USB interface.
In plaats van de USB-interface kan ook de LAN-interface
gebruikt worden.
Met de LENZ-centrale worden alle besturingen uitgevoerd.
Het is mogelijk middels meerdere interfaces te werken,
dit is afhankelijk van je licentie (prof).
Als de verbinding verbroken wordt gaat de LENZ-centrale
op stop.
De inschakelvertraging is een wachttijd voordat iTrain
reageert na het bekrachtigen van een melder. Dit om
eventueel contactdender op te vangen. Dit gelijk voor
de uitschakelvertraging.
Bij poort wordt de juiste COM-poort voor de USB-aansluiting
gekozen. In het pop-down menu dat verschijnt staan de beschikbare
compoorten. Als er geen verbinding tot stand komt kies dan een
andere poort.
Bij het gebruik van de LAN-aansluiting moet bij
netwerken het IP-adres ingegeven worden. Bij Lenz
wordt het adres 192.168.0.205 gebruikt.
Onderstaande werkt op 13-5-2020
Netwerkinstellingen PC | IP-adres | 192.168.0.190 | |
Subnetm. | 255.255.255.0 | ||
LAN-verbinding | IP-adres | 192.168.0.200 | |
Poort | 5.550 |
Polling interval is de tussenliggende tijd tussen het afvragen
van status van locomotieven, bv bij gebruik van Railcom.
Nieuwe functies zijn de decoderfuncties van F13 t/m F28
gebruiken. Uitlaten bij twijfel.
Schakelen alle wissels net anders dan gedacht dan kunnen
hier de wisselstanden voor alle wissels aangepast worden.
Schakelen enkele wissels verkeerd dan van die wissels
de draadjes omwisselen.
Boosters.
Een booster wordt ingesteld als het een zogenaamde intelligente booster is. Een intelligente booster is een booster die los van de centrale b.v. afschakelt bij kortsluiting, de centrale blijft gewoon door functioneren. Gebruik je een booster die de centrale volgt dan behoef je de booster niet in te stellen. Bij de testbaan wordt een Lenz-booster LV102 gebruikt en die staat parallel aan de centrale, de booster wordt dus niet ingesteld.
Voorkeuren.
Enkele
standaardinstellingen die op voorkeur
ingesteld kunnen worden.
Enkele standaard eenheden die ingesteld worden.
Dit
is als defaultwaarden zo gelaten.
Bij de nieuwere versie van iTrain (3.3.8)
dan weergave op contrastrijk laten staan.
De Lenz LR101 terugmelder heeft 8 ingangen en 1 adres.
Nu kan de bezetmelder op bv 10.1 ingesteld worden.
S88 kan bv 16 terugmelders op één adres bevatten,
dan 16 ingeven.
Feitelijk adres van de terugmelder-ingang.
((adres terugmelder-1)*ingangen)+ingangnr.=adres.
Bij Netwerk kan gekozen worden of het een onderdeel
is van een uitgebreid netwerk (Server-omgeving).
iTrain kan op meerdere computers geopend worden.
Functioneert alleen in de Professionele versie,
dus alleen bij iTrain-pro
Moet nog kijken wat hier gebeurt en of dit deel
interessant is voor de testbaan.